Ik zal het toch wel weten, zeker? (column Stijn Geysenbergh)

21 december 2022

Laatst zag ik in uitgesteld relais het debat tussen onze collega Sofie en onze minister van Volksgezondheid. U zag het mogelijk ook. Naast het feit dat ik me als leeftijdsgenoot van de genoemde collega nog 'jong' mag noemen, bleef één catchphrase hangen, op sociale media maar voor een keer ook in de grote kranten. Reden genoeg waarom die uiteindelijk de titel van deze column geworden is.

Image
Stijn Geysenbergh (foto Artsenkrant)

Voor wie het niet zag, wat context. De minister zette in op laagdrempeligheid en toegankelijkheid, waarop de collega riposteerde dat het ruim gebruik van de derdebetaler (soms ook tot gemak van ons allen) wel eens kon leiden tot overgebruik in hoofde van de patiënt. Te veel toegankelijkheid - tenminste als je tegenwoordig niet tegen een patiëntenstop aanloopt. De minister minimaliseerde, waarop de duidelijk terecht geërgerde collega reageerde met de befaamde zin. Een cynisch monkellachje van de overkant werd haar deel.

Dit debat is een zeldzaamheid. Meestal debatteren ministers met parlementairen of met politici uit andere partijen. Quasi nooit met het plebs. We zien waarom. De afstand tussen beleid en realiteit kon niet beter gevisualiseerd worden.

Politici zijn mensen met ideeën over hoe de samenleving moet werken. Occasioneel zitten ze eens aan tafel met stakeholders, maar meestal zijn het de mensen van het kabinet of de administratie die de discussie uitwerken.

Aan de andere kant zitten dan vertegenwoordigers van het werkveld. Het risico bestaat dat zij door hun engagement genoodzaakt zijn wat verder af te gaan staan van de dagdagelijkse realiteit. Daardoor worden ze wel eens meegezogen in een vergaderdynamiek die uit is op compromis en resultaat, zelfs als die ver weg staat van wat de huisarts op het terrein denkt. In die zin was de passage van Sofie een verademing. Buikgevoel. Eens zeggen wat velen van ons denken. Maar wat o zo moeilijk in die uren vergadering raakt.

Velen onder u voelen zich terecht onbegrepen. Plannen rond een nieuw financieringsmodel voor de (huisarts)geneeskunde zweven schimmig door de medische pers. Verplicht opleggen van samenwerkingsverbanden tussen wachtposten waardoor de patiënt 's nachts open spoeddiensten voorbij moet rijden om een open wachtpost te vinden en waardoor u ver van uw vertrouwde werkcontext een nachtwinkel moet openhouden. Ziekenhuisnetwerken of supplementenverboden.

Ik kan nog wel even doorgaan met voorbeelden waarmee uw vertegenwoordigers zich moeten bezighouden. Toch gaan voor een compromis of gefrustreerd aanvaarden dat plannen die door de arts op het terrein niet gewenst zijn, maar - de sunken cost fallacy indachtig - uiteindelijk wel beleid zullen worden?

Volgend jaar komen de medische verkiezingen eraan. In illo tempore heb ik - toen nog niet gesyndiceerd - opgeroepen in elk geval te gaan stemmen. Die oproep blijft legitiem. Maar als u wil dat uw mening uiteindelijk ook de vergadertafel haalt, kijk dan ook even in eigen boezem waar en wanneer u de kans krijgt uw standpunt te ventileren of mee te participeren aan het debat.

De beste stuurlui staan zoals steeds aan wal, toch? Misschien kunnen we dan, desnoods in meerdere toonaarden maar in elk geval met luide stem tegen de minister zeggen: "Wij zullen het toch wel weten, zeker?

 

Dr. Stijn Geysenbergh

Bron: Artsenkrant

Over BVAS

Wij staan voor een vrije geneeskunde met een betaalmodel waarin de vergoeding per prestatie de hoofdmoot blijft, aangevuld met forfaits. In de huisartsgeneeskunde bvb. verdedigen we alle praktijkvormen en niet alleen de multidisciplinaire groepspraktijken zoals de concurrenten.

De solowerkende huisarts heeft zijn plaats en moet niet verdrongen worden.

Wat specialisten betreft verdedigen we ook de vrijgevestigde (extramurale) specialisten die in een praktijk buiten het ziekenhuis werken.